Willem Jacobus Ravensberg jr.

(1871-1953)


Boomkweker te Boskoop en Bergambacht


Willem Jacobus jr. groeide op in Boskoop. Zijn vader (Willem Jacobus sr.) was van origine boomkweker, maar rond 1877 werd hij kruidenier aan de Achterkade 287. De familieleden Ravensberg waren nauw verbonden met de wereld van boomkwekerijen. De moeder van Willem Jacobus jr. was Wilhelmina Geertruida van Ooijen, waarover opmerkelijke geruchten de ronde doen. Voor zijn militaire dienst was hij ingedeeld bij het regiment Grenadiers en Jagers in Den Haag. Hier was hij zijn hele leven trots op. In 1894 trouwde hij met Neeltje Radder, de dochter van een fabrikant in borstels en bezems te Waddinxveen. Vervolgens kreeg het stel acht kinderen in Boskoop, totdat grote problemen een verhuizing naar Bergambacht noodzakelijk maakten (1916). Na zijn diensttijd en huwelijk werd hij net als vele familieleden Ravensberg zelfstandig boomkweker. Hiervoor huurde hij land van zijn broer Klaas. 


Hoe het de eerste jaren (1894-1908) met de kwekerij ging is onbekend, maar het is wel duidelijk dat na 1908 Willem Jacobus financiële problemen kreeg. Of dit kwam door slechte bedrijfsvoering of door moeilijke economische tijden is me nog niet duidelijk. In 1908 kon hij een lening van 100 gulden niet terugbetalen (ondanks herhaalde aanmaningen). Dit zorgde er uiteindelijk voor dat in 1916 het faillissement over de boomkwekerij werd uitgesproken. De aanvrager van het faillissement en schuldeiser was D. Ravensberg, een andere Boskoopse boomkweker. Dit was weliswaar een naamgenoot, maar geen naaste familie. Naast deze D.R. waren er meerdere schuldeisers; bij allerlei middenstanders in Boskoop stond een rekening open. En er was verschuldigde landhuur, huishuur, arbeidskosten en geleverde goederen. Ook had hij geld van zijn schoonvader Cornelis Radder geleend. Willem Jacobus werd vervolgens opgeroepen om op 8 september 1916 te verschijnen voor de Arrondissementsrechtbank Rotterdam, maar via een brief verzocht hij de rechtbank om een week uitstel, omdat hij "niet kon komen" (?). De rechtbank lag dit verzoek naast zich neer en sprak het faillissement uit. Daarna volgde er een boedelinventaris van het woonhuis in Bergambacht en van de boomkwekerij te Boskoop, hierin werd precies beschreven wat er van waarde aanwezig was, en wat voor planten, bomen en gewassen er op de kwekerij aanwezig waren. Deze boedelinventaris en de openbare verkoping van de kwekerij geven een mooi beeld van de bezittingen (en financiële huishouding) van het gezin Ravensberg in 1916.


Het laatste woonadres van het gezin in Boskoop was Laag Boskoop 88, daarvoor woonden ze aan de Achterkade. Er waren op de kwekerij veel verschillende planten, bomen en gewassen aanwezig, waaronder; Rhododendron, Conniferen, Buxes, Magnolia, Sparren, groenten, aardappelen, vruchtbomen, rozen, klimplanten, Aucuba, Rugosa, Palm, Mahonia, Hulst, Clematis, kool, rozenstekken, aardbeienplanten, struikrozen en diverse soorten bomen. We kunnen dus wel stellen dat Willem Jacobus groene vingers had. Uiteindelijk kon van de totale schuld maar 1/3 uitbetaald worden aan enkele preferente schuldeisers. Twee jaar later (1918) werd er door de rechtbank een punt gezet achter het faillissement. Achter deze feiten en cijfers ging ongetwijfeld veel leed schuil, want Willem Jacobus en Neeltje Radder hadden acht kinderen die onderhouden moesten worden. Dus waren dit ongetwijfeld zware jaren. In een kleine gemeenschap als Boskoop was dit waarschijnlijk een onmogelijke situatie en uiteindelijk (volgens mij) de reden voor de verhuizing naar Bergambacht.


In Bergambacht kon het gezin Ravensberg met een schone lei beginnen en gaan werken aan een nieuwe toekomst. Waarschijnlijk had Willem Jacobus toch nog enig geluk, want in Bergambacht kwam hij in dienst bij boomkweker Cornelis Mahlstede (broer van de notaris). Dit was vermoedelijk de reden om voor Bergambacht te kiezen. Mahlstede was niet onbekend met Boskoop en mogelijk kreeg hij daar zijn opleiding. Zodoende was er wellicht een goede band en hielp Mahlstede hem nadat hij in financiële problemen was gekomen. Enkele jaren later emigreerde Mahlstede naar de Verenigde Staten en werd Willem Jacobus tuinman. Desondanks voelde hij zich nog wel boomkweker. In belangrijke akten liet hij zich dan ook nog steeds registreren als zijnde "boomkweker", hoewel een overijverige ambtenaar dat in het Bevolkingsregister veranderde in tuinman. Hij was in Bergambacht ook meer een tuinman en verkocht de gewassen, die hij naast zijn woning aan de "dooie Kaaik" (Kadijk) verbouwde, bij de mensen aan de deur.


Tot zijn overlijden in 1953 bleef Willem Jacobus in Bergambacht. Zijn vrouw Neeltje Radder verhuisde daarna terug naar Boskoop en trok in bij dochter Johanna. Twee kinderen van Willem Jacobus en Neeltje kwamen vroegtijdig te overlijden; Cornelia Ravensberg in 1924, en Klaas Ravensberg in 1933. Dit werd als tragisch ervaren. Tweede zoon Cornelis vertrok in 1917 naar Engeland om de militaire dienstplicht te ontlopen. De dreiging van de eerste wereldoorlog was op dat moment voelbaar in Nederland. Cornelis was antimilitaristisch en sprak de woorden: “Willemientje krijgt me niet” (= koningin Wilhelmina). Gevolg was wel dat Cornelis decennialang niet naar Nederland kon komen. Pas na de tweede wereldoorlog bezocht hij zijn ouders weer. Willem Jacobus Ravensberg jr. was een rustige, vriendelijke man. Hij hield van een geintje en was graag gezien.

 

C.J. Anker, 2023


cjohanker@gmail.com